Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer

Onderstaande is een bewerking van de overdenking die Tom de Bruin hield op de jeugdleidersdag van 2 november.

Er is een nieuwe bijbelvertaling in Nederland. Als je niet onder een rots hebt geleefd de afgelopen weken, dan heb je dat wel gemerkt. Er zijn meer dan 60 duizend Bijbels in gewone taal verkocht in de afgelopen weken, wat betekent dat één op honderd gezinnen in Nederland deze nieuwe Bijbel heeft.

Onder christenen zal dat veel hoger zijn, en als ik eerlijk ben zou eigenlijk elk christelijk gezin de Bijbel in Gewone Taal (BGT) moeten hebben. Zeker voor jongeren.

Nu is de laatste tijd wel wat kritiek geweest op de BGT en dat is makkelijk te verklaren. Vertalen is moeilijk, en perfect vertalen is onmogelijk. Niet omdat perfectie onmogelijk is, maar omdat perfect vertalen onmogelijk is. Wat dan ook je doet als je vertaalt, er is altijd wel wat op aan te merken.

Als een vertaler begrijpelijk wil vertalen, dan vult hij teveel in. Als een vertaler letterlijk wil vertalen, dan is de tekst onbegrijpelijk. Als een vertaler de cultuur meeneemt in zijn vertaling, dan is hij niet tekstvast genoeg. Als een vertaler de cultuur niet meeneemt, dan geeft de vertaling de verkeerde betekenis door. Vertaler-zijn moet verschrikkelijk zijn.

Uitgangspunten

Omdat iedereen wat anders verwacht van een vertaling, spreken goede vertalers van te voren af wat ze van plan zijn. Daarom heeft een goede vertaling uitgangspunten. De vertaling kan dan beoordeeld worden aan de hand van de uitgangspunten.

Het uitgangspunt van de BGT was duidelijkheid. Geen vage teksten meer die uren studie vereisen om te begrijpen, maar direct bruikbare teksten — zelfs voor mensen die niet veel van het geloof afweten. Korte zinnen, beeldspraak uitleggen, en moeilijke woorden zoveel mogelijk vermijden.

Goed nieuws

Dat is geweldig nieuws voor ons, want we hebben een Bijbel die goed te begrijpen is. Voor jeugdleiders is het helemaal geweldig, want zij hebben een Bijbel die voor jongeren begrijpelijk is. Ik kan me niet meer herinneren hoe vaak ik met jongeren heb gestudeerd, en dat zij de teksten in de Bijbel niet konden begrijpen. Niet omdat ze dom zijn of omdat ze woorden niet kennen, maar omdat ze nog niet veel ervaring hebben met de Bijbel.

Daarom is het goed dat we een Bijbel hebben die zij kunnen lezen en begrijpen. Als opstapje. Tenminste, zo zie ik het. De Nieuwe Bijbelvertaling (NBV) is nog altijd een meer genuanceerd vertaling. Beter voor preken, beter voor bijbelstudie. Maar wel voor gevorderden. Jongeren zijn beginners, laat ze lezen uit een Bijbel die bij hun past.

Een voorbeeld helpt

Misschien helpt een stukje lezen en bespreken uit de BGT bij het begrip. Laten we kijken naar een stukje Genesis. Het is het verhaal van Benjamin en Jozef. Jozefs broers hebben hem een tijd geleden verkocht als slaaf. Jozef vertrouwt die broers natuurlijk voor geen meter. Jozef is ondertussen een belangrijk man in Egypte. Niet meer ‘onderkoning’ zoals er staat in de NBV, maar ‘hij heeft leiding over heel Egypte.’

Jakob hoorde dat er in Egypte graan was. Hij zei tegen zijn zonen: ‘Waarom doen jullie niets? Ik heb gehoord dat er in Egypte graan is. Ga erheen en koop graan voor ons, zodat we niet sterven van de honger.’ (Genesis 42:1–2)

Zo gezegd, zo gedaan. De broers van Jozef gaan naar Egypte. Maar niet allemaal. Benjamin, het lievelingetje, blijft thuis.

Jozef had de leiding in Egypte. Bij hem moest iedereen graan kopen. Toen zijn broers bij hem kwamen, maakten ze een diepe buiging voor hem. Jozef herkende zijn broers meteen toen hij ze zag. Maar hij deed alsof ze vreemden waren. Hij vroeg streng: ‘Waar komen jullie vandaan?’ De broers herkenden Jozef niet. Ze zeiden: ‘Uit Kanaän. We komen graan kopen.’ (Genesis 42:6–8)

Meten is weten

Jozef wil de broers testen, kijken of ze eerlijke mensen zijn. Hij verzint een list. Hij doet alsof hij denkt dat ze spionnen zijn. Hij staat erop dat zij hun jongste broer halen. Eentje moet achterblijven als onderpand, en de rest gaat weer naar huis.

Ze kwamen terug bij hun vader Jakob in Kanaän. Daar vertelden ze alles wat er gebeurd was. Ze zeiden: ‘De man die de leiding heeft in Egypte, was heel streng tegen ons. Hij zei dat we spionnen waren. Toen zeiden wij: “Wij zijn eerlijke mensen. We waren thuis met twaalf broers. Eén van onze broers leeft niet meer en de jongste is bij onze vader in Kanaän gebleven.”

Toen zei die man: “Ik wil weten of jullie echt eerlijk zijn. Eén van jullie moet hier blijven. De anderen mogen terug naar huis met graan voor de familie. Daarna moeten jullie je jongste broer bij mij brengen. Dan weet ik dat jullie eerlijke mensen zijn en geen spionnen. Dan laat ik jullie broer vrij, en dan mogen jullie overal in Egypte rondtrekken.”’ (Genesis 42:29–34)

Maar hun vader wil niet dat Benjamin weggaat. Hij ziet dat helemaal niet zitten. Ze gaan niet terug, en die ene broer die onderpand is leeft vrolijk voort in Egypte. Nou ja, heel vrolijk zal hij wel niet zijn geweest.

Nood breekt wet

Gelukkig duurt het niet lang of de vader moet van mening veranderen.

De honger in Kanaän werd steeds erger. De zonen van Jakob hadden wel graan meegebracht uit Egypte, maar dat graan was op. Daarom zei Jakob tegen hen: ‘Jullie moeten weer naar Egypte gaan om eten te kopen.’ (Genesis 43:1–2)

Maar dan moet Benjamin, het oogappeltje van zijn vader, mee. Juda, de oudste zoon, belooft dat hij zal zorgen voor Benjamin. Hun vader laat ze nog extra geld en cadeaus meenemen, in de hoop dat die de ‘strenge leider’ wat minder streng maakt. ‘Zo gingen de broers naar Egypte, met de geschenken en het geld. En met Benjamin.’ (Genesis 43:15).

Nog meer weten

Maar Jozef is nog steeds niet tevreden. Hij weet nog steeds niet echt of zijn broers eerlijk zijn geworden. Hij verzint een list.

Jozef zei tegen zijn belangrijkste dienaar: ‘Vul de zakken van die mannen met graan. Doe er zo veel mogelijk in. Doe ook hun geld er weer in. En in de zak van de jongste broer moet je niet alleen het geld leggen, maar ook mijn zilveren beker.’ De dienaar deed wat Jozef gezegd had.

De volgende ochtend vroeg mochten de broers met hun ezels vertrekken. Toen de broers de stad uit waren, zei Jozef tegen de dienaar: ‘Ga die mannen snel achterna. Als je ze ingehaald hebt, moet je zeggen: “Mijn meester is heel goed voor jullie geweest. Maar jullie hebben hem slecht behandeld! Waarom hebben jullie zijn zilveren beker meegenomen? Mijn meester drinkt altijd uit die beker. En hij kan er de toekomst mee voorspellen. Wat jullie gedaan hebben, is heel erg!”’ (Genesis 44:1–5)

Zo zorgt Jozef ervoor dat het lijkt dat Benjamin schuldig is aan diefstal. De broers mogen wel naar huis, maar Benjamin niet. Die moet het gevang in. Grote problemen voor de broers natuurlijk.

Ik kan niet terug…

Maar Juda grijpt in. Hij zegt:

‘Mijn vader houdt zo veel van mijn jongste broer, heer. Als ik zonder hem terugkom, zal hij sterven. Hij is al oud. Hij zal sterven van verdriet. Ik heb hem beloofd dat ik voor mijn broer zou zorgen. Ik zei: “Als ik hem niet terugbreng, mag u mij dat kwalijk nemen, mijn hele leven lang.”

Ach, heer, laat mij toch slaaf bij u worden in plaats van mijn broer. Laat hem weer met mijn andere broers meegaan. Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer. Hij zou zo verdrietig zijn! Dat kan ik niet verdragen.’ (Genesis 44:30–34)

Voordat ik verder ga, we hebben nu aardig wat uit de BGT gelezen. Hoor je hoe begrijpelijk dat is? Hoe lekker dat leest, hoe fijn dat is om te horen? Hoe simpel de zinnen zijn, zonder kinderlijk te zijn? Hoe krachtig die gewone taal is?

Ik vertel dit hele verhaal eigenlijk voor deze drie zinnen:

‘Mijn vader houdt zo veel van mijn jongste broer. Ik heb hem beloofd dat ik voor mijn broer zou zorgen. Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer.’

Ons leven

Ik kan niet anders dan dat lezen en toepassen op ons leven. Ja, natuurlijk gaat het over Juda die niet naar zijn vader kan zonder Benjamin, maar gaat het ook over ons?

Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer.

Als christenen geloven wij dat we hier tijdelijk zijn, en dat we terugkeren naar onze Vader. Net als de broers van Jozef, zijn wij hier tijdelijk. Wij geloven dat Jezus ons op komt halen. Terug naar de Vader.

Maar wij zijn hier niet alleen. Net als Juda hebben wij de zorg over anderen. Broers en zussen in het geloof. Als leiders van jongeren, hebben we bijzondere zorg voor deze jongsten. Onze jongste broers. Onze jongste zusters.

Ik kan niet terug…

Juda zegt, ‘Ik kan niet naar mijn vader terug zonder mijn jongste broer.’

In hoeverre bepaalt dat je leven? In hoeverre denk jij na over hoe jij terug zou gaan naar de Vader met of zonder jouw jongste broers en zusters in het geloof?

Dat is onze taak en ook een deel van de verantwoording die we af moeten leggen. Kun jij terug naar je Vader zonder je jongste broer?

Support me and my work on Patreon!

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

Back To Top

Discover more from Tom de Bruin

Subscribe now to keep reading and get access to the full archive.

Continue reading